donderdag 17 januari 2013

Kerstwens

hij maakt zich op, alleen
voor een karige Kerst
het zoveelste jaar op rij, alweer heen...

hier geen kadootjes onder
geen versierde boom, geen kaartjes, geen
kerstmaaltijden of kerstpakket
geen gratificaties; eindejaarsbonussen? ga heen...

hier niks geen gezelligheid, of heilige nachten
ze zijn slechts stil, dagen leeg, iedere stonde
misschien moet je toch geloven, Hem verwachten
ooit gestorven voor onze zonden...

onwillekeurig denk ik aan een ver land
waar mensen sterven van de honger, of kreperen
van de kou, of droogte, oogst verbrand
maar laat dat onze Kerst niet versjteren...

het is schamper, het is schril
alweer een zalig kerstfeest, mag ik u wensen
helaas weer niet, voor alle mensen
van goede wil...

Kerstverdenking

beschenen door vaal vuil strijklicht
van schamele restanten van ooit
een rijk verleden, want lichter, is de dichter
aan zijn wormstekig schrijfpalet gezwicht

de pen waarmee hij zijn verdenkingen
welbespraakt, maar uitgesproken nooit
krast in wan en waan, van dit vuig bestaan
is leger dan het vel der schrijvers krenkingen

murw gemept door alle beste wensen
zijn hemelse inspiratie ruw gerooid
gedrenkt in glühwein, hulst en vrede, vaag venijn
sprakeloos, om naïef besef in mensen

de dichter snikt, plengt een traan in kommer
wederom is een fraai gedicht verklooid
de pen ontvalt hem, zwaar, want het is waar
in alle goede wil, is het mensdom dommer

5 januari

ieder jaar
op deze dag
sterf ik, maar
sta weer op

meer dan al
veertig jaar
valt mijn Pasen
op Driekoningen

ik dicht de gaten
in mijn handen
mijn voeten
en bewaar de nagels

je weet immers nooit
of je nog iets
moet ophangen
in het nieuwe jaar

Brutaalgeweld

als mijn woorden snijden
door het vlees
van dovemansoren

dan bloedt mijn hart
van ranzig genoegen
ik hoor engelenkoren

niets pleziert mij meer
dan het verbrijzelen
van grenzen van taal

ik weet mijzelf
een woesteling
in dit brute landschap

Stoer wijf...

nu je eindelijk
de sprong hebt gewaagd
bewonder ik je meer
dan ooit gevraagd

ik wist niet meer
of ik het had
en in klad, met spijt
was ik het kwijt

nu geef jij ons lucht
ongaarne gedwongen, maar zucht
niet, want je bent maar net
de dans ontsprongen

vanaf nu gaat het beter
wij samen apart
ons verstand weet het beter
dan ons hart

ik gun je een nieuwe start
maar blijf van mijn lijf

of grijp me...

De leegte

de kuil
die jij hebt gezeten
in die bank
waar wij zaten, lagen

aan de vorm
de uitgesleten planken
van de vloer, glimmende nagels
ik zie waar je zat

nu, zou je er zitten
vandaag dus niet
jouw leegte is luid
en duidelijk

Scheiding

daar zit je dan
in je verschoonde
lege, en beangstigend
stille huis...

je drinkt je moed
in, met goedkope witte wijn
je weet wel, wat we dronken
op het laatst...

opgelucht geenszins
de rust is het
enige relaas
betrekkelijk onveilig...

toch ben ik trots
op ons, meer dan ooit
apart zijn we meer
dan onze som van delen...

dus ik zeg je
smeek je, zie niet om
in wrok, want deze kans
kon ik je nooit geven...

Gemis

het is wat het is
tot je het mist
wat je eerst had
slaat nu een gat

je weet hoe vaak
ja, deze is raak
je wou, en nu is het nou
dat dit moment komen zou

nu schrijf je dit gedicht
uiteindelijk voor jezelf gezwicht
deze lege dagen geven je rust
vergetelheid, dat je kust

neem je tijd, voel het gemis
voor het weer anders is
tot dat moment
draag het, als een vent